De Redactie

De Mahayana Shurangama Sutra Uitgelegd

De Mahayana Shurangama Sutra Uitgelegd

Volgens de Mahāyāna-traditie zou de Boeddha de Shūraṅgama Sutta speciaal voor Ananda hebben verteld, die op dat moment al een Sotāpanna (stroombetreder) was.

De Shūraṅgama Sutta is gebaseerd op de Perfectie van Wijsheid Sutta in Acht Duizend Regels (Ashtasāhasrikā Prajñāpāramitā Sutta) en de Perfectie van Wijsheid Sutta in Vijfentwintig Duizend Regels (Pañcaviṃsatisāhasrikā Prajñāpāramitā Sutta).

Eerst wat achtergrondinformatie. Schrik niet, wat nu volgt moet mogelijk een paar keer herlezen worden. Doe dit gerust en laat het zo nodig eerst even bezinken. In de Mahāyāna-traditie wordt gesteld dat de realiteit niet kan worden beschreven in termen van bestaan of niet-bestaan. De realiteit is leeg, stralend en puur, en overstijgt het bestaan omdat al het bestaan relatief en afhankelijk is. De realiteit overstijgt echter ook niet-bestaan, omdat ondanks zijn leegheid en vergankelijkheid, het zich aan ons voordoet en wordt ervaren. Daarom kan het niet worden beschreven in termen van bestaan of niet-bestaan.

Het hoeft niet verwarrend te zijn. In essentie is het eenvoudigweg een herformulering van wat in de Hart-Sutta staat, namelijk “Leegte is vorm en vorm is leegte”. De realiteit is niet alleen leeg, maar het is ook vorm en is eveneens stralend en helder, met de potentie om te verschijnen. Deze stralendheid – dit potentieel inherent in de ware natuur der dingen – manifesteert zichzelf aan het onzuivere, gekwelde bewustzijn als saṃsāra, maar tegelijkertijd manifesteert het zichzelf aan het gezuiverde bewustzijn als Nibbāna (Nirvana), het ongeconditioneerde. Aldus zijn leegheid en stralendheid de karakteristieken van de realiteit vanuit het Mahāyāna-onderzoek naar de subject-object ervaring.

Het doel van de leringen van de Boeddha is het bevrijden van alle bewuste wezens uit samsāra, ofwel de eindeloze ronde van steeds opnieuw geboren worden. De essentie is dat al het menselijk lijden voorkomt uit gehechtheid en vasthouden (taṇhā-upādāna), wat op zijn beurt voortkomt uit ons bewustzijn (nāma) dat vastklampt aan objecten.

In deze weergave refereert ‘object’ aan alle objecten van ons bewustzijn (viññāṇa), of het nu formaties en verschijnselen in de buitenwereld zijn zoals ze door onze zintuigen worden waargenomen, of in onze binnenwereld met onze gedachten, ideeën, etc. Vastklampen betekent dat je gehecht raakt door verlangen. Het bewustzijn dat gehecht is aan objecten komt tot de misvatting dat die objecten ook een werkelijke realiteit hebben (terwijl zij in werkelijkheid leeg zijn). Gehechtheid zorgt dus voor een foutgevoelig oordeel. Verdere onwetendheid, begeerte, haat en lijden zijn het resultaat.

Veel van onze ervaringen in het leven zijn op deze wijze gebaseerd op foutieve veronderstellingen, die in feite strijdig zijn met de realiteit. De Boeddha heeft diverse methoden onderwezen om het proces van vastklampen aan objecten om te draaien en de realiteit met éénpuntige concentratie te doorzien. Dit is het sleutel-concept dat van toepassing is in vipassanā-meditatie wat inhoudt dat je leert om je mentale energieën te concentreren tot een niveau van absorptie, een zeer hoge vorm van concentratie, om zo het ontstaan en vergaan van de dingen direct waar te kunnen nemen.

Met dit in het achterhoofd kunnen we naar de Shūraṅgama Sutta gaan kijken. Ik zal hier eerst de relevante passages uit de sutta geven en ze daarna verder uitwerken.

De sutta vertelt het verhaal van Kuan-yin, die op zijn eigen manier probeerde de realiteit te doorgronden door gebruik te maken van het geluid van de zee. Hij kiest dus als ingang het oor-bewustzijn door te luisteren naar de zee.

“I. In het begin concentreerde ik me op het oor-bewustzijn en stond toe dat de geluiden die contact maakten met het oor afgleden en op die manier namen geluidsobjecten af en verdwenen. Omdat het oor-contact en geluidsobjecten geen effect hadden, bleef het bewustzijn in een staat van helderheid en de verschijnselen van beweging en stilte deden zich niet langer voor.

II. Meditatieve absorptie verdiepte zich geleidelijk en uiteindelijk verdween het onderscheid tussen bewustzijn en de objecten van het bewustzijn (zowel object als subject) – ze verdwenen samen in de leegte. Alhoewel er geen geluidsbewustzijn was, bleef de meditatieve absorptie zich verdiepen. Toen werden het bewustzijn en alle objecten van bewustzijn leeg.

III. Het gewaar zijn van leegte breidde zich zonder grenzen uit; toen hielden leegheid en datgene wat leeg is op te bestaan. Omdat al het verschijnen en oplossen gestopt was, werd gelijkmoedigheid manifest. Plotseling, in het overstijgen van het wereldlijke en het niet wereldlijke verscheen er een alomvattende verlichting in alle tien richtingen.”

Kuan-yin begint zijn leerrede door te zeggen ‘In het begin concentreerde ik me op het oor-bewustzijn’. Het is duidelijk dat de methode van Kuan-yin gebaseerd is op het proces van het horen. Er moet echter een helder begrip zijn over de volgende vijf termen:

  1. Ik
  2. het natuurlijk vermogen om te horen
  3. oor-bewustzijn
  4. horen
  5. geluid

Het is belangrijk om aan te geven dat Kuan-yin in deze eerste fase zich niet onderscheidde van een van ons. Hij had een sterk besef van een ‘zelf’, een sterk ‘ik’ besef. Hij had het aangeboren vermogen door een goed oor en oor-bewustzijn, en hij hoorde geluiden, het geluid van het getij zoals boven vermeld. Wij bezitten ook deze vermogens en delen ook de illusies die ermee samen gaan. Dit is belangrijk om vast te stellen omdat we zullen zien dat Kuan-yin vorderingen maakte vanuit zijn gewone bewustzijn om zijn misleidende gehechtheden één voor één te vernietigen.

Wanneer we verder over deze 5 termen nadenken, realiseren we ons dat deze vijf termen corresponderen met vijf gradaties van misleidende gehechtheid. De grofste en de zwakste is geluid en de subtielste en de sterkste is ‘Ik’. De laatstgenoemde is natuurlijk het moeilijkste concept om uit te roeien. Gewoonlijk zijn we geneigd om geluid, horen, oor-bewustzijn en het vermogen om te horen met elkaar te verwarren. Echter, in werkelijkheid zijn er belangrijke fundamentele verschillen en Kuan-yin begon zijn ontwikkeling van realisatie door middel van deze verschillen.

Zoals aangegeven beoefende Kuan-yin een meditatie door gebruik te maken van het geluid van de zee. Elke morgen als hij wakker werd en alles om hem heen stil was, kon hij het geluid van het getij van ver horen binnen komen, zo de stilte verbrekend. Na een tijdje trok het geluid van het getij zich weer terug en kon hij horen hoe de stilte werd hersteld. Daarna kwam het geluid van het getij weer terug en was de stilte weer weg. Kuan-yin bestudeerde het komen en gaan van het geluid van het getij en ontdekte dat er twee objecten waren. Er was het geluid van het getij en er was de stilte. Ze sloten elkaar over en weer uit, omdat hij ze niet tegelijkertijd kon horen. Wanneer het geluid van het getij verscheen, verdween de stilte. Niettemin ontdekte hij dat ze ook iets gemeenschappelijks hadden: beiden verschenen en beiden verdwenen – beiden waren ze dus vergankelijk.

Maar dit gold niet voor zijn vermogen om te horen. Dat was altijd aanwezig. Het was zijn vermogen om te horen dat hem in staat stelde om het geluid van het binnenkomende getij te horen, maar dit ging niet weg wanneer het getij zich terugtrok, omdat hij daarna de stilte hoorde. Als het anders zou zijn en zijn vermogen om te horen zou tegelijk met het getij verdwenen zijn, dan zou hij niet alleen niet de stilte hebben gehoord, maar zou hij ook niet het volgende getij hebben gehoord. Dus, alhoewel het geluid van het getij kwam en ging, het vermogen om te horen leek niet onderhevig aan deze veranderingen. Het is belangrijk dat we ons realiseren dat terwijl geluid komt en gaat, verschijnt en weer verdwijnt, we gewoonlijk het vergankelijke patroon van opkomen en ophouden volgen. Omdat we het aangrijpen alsof het compleet echt is, ontwikkelen we misleidende gehechtheid.

Door te luisteren naar het geluid van het opkomen en aflopen van het getij, realiseerde hij zich dat geluid noch permanent noch substantieel is, maar elk moment opkomt en verdwijnt binnen het veld dat wordt gecreëerd door het aangeboren vermogen om te horen. Niettemin raken we gehecht aan geluiden en als resultaat ontstaat illusie. Door toe te staan dat de geluiden die zijn oor raakten er van afgleden, en daardoor los te komen van het object geluid, was Kuan-yin in staat deze illusie te elimineren..

De zin: “stond toe dat de geluiden die contact maakten met het oor afgleden en op die manier namen geluidsobjecten af en verdwenen” bevat twee aspecten die nadere studie vereisen.

Allereerst zullen we het eerste gedeelte “stond toe dat de geluiden die contact maakten met het oor afgleden” onderzoeken. Hier wordt gerefereerd aan ‘contact’ (phassa), een technische term die we kunnen terugvinden als de zesde schakel van afhankelijk verschijnen (paṭiccasamuppāda). Het beschrijft het contact tussen een zintuigorgaan en zijn object in de buitenwereld. De ‘phassa’ die we hier in overweging nemen is die van het oor, en het contact in dit geval is het verschijnen van de beleving van geluid. De betekenis van ‘toestaan dat het geluid afglijdt’ is niet vastgrijpen, er niet aan vasthouden, maar het loslaten. Dit betekent dat je niet vasthoudt aan de gewaarwording maar dat je de stroom van bewustzijn vrij laat doorgaan zelfs nadat er contact is gemaakt met het subject. Om precies te zijn, ‘afglijden’ betekent dat je niet vastklampt aan elk geluid dat door het oor wordt gehoord welk in contact staat met de buitenwereld. Je moet toestaan dat elk geluid voorbij gaat, net als water dat wegstroomt.

Het is evenwel gemakkelijk gezegd ‘toestaan dat het geluid afglijdt’, maar een hele kunst om het voor elkaar te krijgen, want het houdt in dat je tegen de natuurlijke stroom in zwemt. De moeilijkheid ligt in het feit dat we een vaste gewoonte hebben waarbij we afzonderlijke geluiden oppikken, en ze aan elkaar plakken om er woorden en zinnen mee te maken en er dan betekenis aan toe kennen. Uit dit proces ontstaan misleidende gehechtheid, turbulente emoties en lijden.

Bij dit punt aangeland zou je tegen dit alles in kunnen brengen dat het gewoonweg niet mogelijk is om de geluiden van je af te laten glijden zonder er aan vast te houden. Want het lijkt erop alsof het bewustzijn zo is afgestemd dat het zich en de geluiden onvrijwillig aan elkaar knoopt. Als we hierover nadenken klopt dit niet helemaal. Want als we zorgvuldig overwegen wat er gebeurt wanneer we in diepe éénpuntige concentratie verzonken zijn, zien we dat het laten afglijden van geluiden helemaal niet onmogelijk is. Los van de meditatie, zelfs in normale omstandigheden zijn mensen gewend om externe geluiden ‘eruit te filteren’. Neem het geval van een persoon die al lopend in een park in een intense discussie is verwikkeld met een ander persoon. Ze zullen de geluiden van de hun passerende auto’s, kinderen die naar elkaar roepen, het blaffen van de honden of het geluid van de ijskar die voorbij rijdt niet horen. Het is belangrijk je te realiseren dat het cultiveren van de beoefening van ‘de geluiden van je af te laten glijden’ kan leiden tot diepe inzichten.

Terug naar Kuan-yin, waar we vervolgens aandacht moeten gegeven aan het woord ‘verdwenen’ in de zin ‘en op die manier namen geluidsobjecten af en verdwenen’. Dit refereert aan de eliminatie van welk bewustzijn dan ook gerelateerd aan het object. Dat wil zeggen, het loslaten van het object, het loslaten van het geluidsobject, en alle andere objecten die verschijnen in verbinding met het geluidsobject. Daardoor verminderen de geluidsobjecten in intensiteit en verdwijnen.

Kuan-yin gaat verder met ‘Omdat het oor-contact en geluidsobjecten geen effect sorteerden, bleef het bewustzijn in een staat van helderheid en de verschijnselen van beweging en stilte deden zich niet langer voor’.

Deze woorden duiden erop dat door onophoudelijke training om de geluiden te laten afglijden en de objecten te laten verdwijnen, er langzaam een staat wordt bereikt waarbij het aangeboren vermogen om te horen vrij komt van het geluidsobject en het contact van het oor met de buitenwereld. Op dit punt wordt het vermogen om te horen stil en het bewustzijn heel helder. Het bewustzijn is dus niet apathisch maar juist zeer lucide. Wanneer dit zich voordoet, voel je noch de ervaring van beweging, omdat geluid het resultaat is van beweging of vibraties, noch voel je de ervaring van stilte, omdat stilte waargenomen wordt in relatie tot beweging. Op dit punt, is samādhi (concentratie) of jhāna bereikt. Dit stadium kan daarom het initiële stadium van meditatieve absorptie worden genoemd. De misleidende gehechtheid aan geluid en aan horen zijn beide verwijderd. In praktische termen betekent dit, dat we in dit stadium het geluk en de vrijheid zullen ervaren die hierbij horen. En op dit punt in het onderricht van de Boeddha is het ’stoppen om aan objecten vast te houden’ bereikt. Hier is duidelijk een overeenkomst waar te nemen met de jhāna-ervaringen uit de Theravāda-traditie, zoals die zijn terug te vinden in de Ānāpānasati Sutta.

De volgende stap is de realiteit te overpeinzen met dit éénpuntige bewustzijn. Kuan-yin getroostte zich grote inspanningen en maakte flinke vorderingen in zijn beoefening, waarbij zijn samādhi zich elke dag verdiepte. Dus zei hij, ‘Meditatieve absorptie verdiepte zich geleidelijk’.

Kuan-yin vervolgde: “en uiteindelijk verdween het onderscheid tussen bewustzijn en de objecten van het bewustzijn”. Terwijl Kuan-yin in meditatieve absorptie verbleef, ging hij verder met het onderzoeken van het verschil tussen het concept van het ‘Ik’ dat hoort en het object van het horen, omdat op het niveau dat hij tot dusver had bereikt, zowel het oor-bewustzijn als het vermogen om te horen nog steeds aanwezig waren. In dit geval wordt het woord ‘oor-bewustzijn’ gebruikt om het ‘Ik’ aan te duiden dat hoort of het vermogen heeft om te horen. Het object van het oor-bewustzijn is geluid. In de eindanalyse is er geen onderscheid tussen de twee. Daarom stopte het individu dat bezig was te luisteren, en zijn object, compleet. Met andere woorden, ze smolten samen. Op dat moment, omdat het concept van horen en het vermogen om te luisteren niet meer aanwezig waren, werd zijn bewustzijn vervuld van vrijheid en puur geluk. Al het lijden was vernietigd.

Echter, Kuan-yin stopte niet met mediteren, maar continueerde zijn éénpuntige contemplatie en stelde vast ‘Het bewustzijn en het object van bewustzijn werden leeg. Het gewaar zijn van leegte breidde zich zonder grenzen uit”. Dit is een hogere niveau van meditatieve absorptie waar er niets anders dan bewustzijn overblijft. Maar wie is degene die gewaar is? Het is het ‘Ik’. Dus zolang als er bewustzijn is blijft het ‘Ik’ aanwezig.

Kuan-yin ging verder met zijn onderzoek om het verschil te vinden tussen het ‘Ik’ dat gewaar is en het object van bewustzijn. Tenslotte kwam hij tot de conclusie dat er geen verschil is tussen die twee, omdat ze beiden zonder zelf zijn, en niet te bevatten leeg. Dat is de reden waarom hij zei: “dat hij zich realiseerde dat bewustzijn van deze staat en deze staat zelf leeg waren.”

In deze staat van meditatieve absorptie voelde hij niet langer de aanwezigheid van zijn fysieke lichaam, en was hij bevrijd van de pijn van geboorte en dood. Het gevoel van leegte was zo doordringend dat het voelde alsof de buitenste grenzen van de drie verblijfplaatsen werd bereikt en het oneindige verleden en de toekomst. Het was overal en het had geen tijd- of ruimtelijke limieten. Daarom beschreef Kuan-yin de staat die hij had bereikte als zonder grens.

Dit niveau van meditatieve absorptie was hoger dan de vorige, maar zelfs in dit stadium bleef een gevoel van leegte aanwezig. Wie was het die het gevoel van leegheid ervaarde, toen de leegheid was bereikt? Hoewel hij het gevoel van een fysieke ‘Ik’ had verloren, was er nog steeds een vaag gevoel van een ‘ik’ in zijn bewustzijn aanwezig. Met andere woorden waren er nog steeds restanten van misleidende gehechtheid aanwezig. Deze fase zou gemakkelijk verward kunnen worden met de hoogste graad die gerealiseerd zou kunnen worden, maar er moest nog één belangrijke stap worden gezet. Daarom, in plaats van hier te stoppen nam hij nog een volgende stap en verdubbelde zijn inspanningen om te onderzoeken wat het verschil was tussen de ‘ik’ die leeg was en de leegheid zelf, wat zijn object was. Tenslotte kwam hij tot de conclusie dat er geen verschil was tussen beiden, maar dat zelfs de beleving van leegheid niet bestond. Daarom zei Kuan-yin: “toen hielden leegheid en datgene wat leeg is op te bestaan”. De leegheid en zijn object waren beiden losgelaten en zo vernietigd.

Nu was alles dat onderhevig is aan verschijnen en weer vergaan, alles wat zou kunnen opkomen en daarna verdwijnen, zoals gedachten, gevoel, mentale reflecties, horen, bewustzijn, leegheid en ego, compleet gestopt. Niet eens een greintje van misleidende gehechtheid was nog aanwezig. Duisternis was verdreven en er bleef niets over, de staat van Nibbāna (Nirwana) was bereikt.

Gevorderde vipassanā-meditatie beoefenaren zouden zich nu kunnen beseffen dat Kuan-yin iemand was die zijn weg naar Verlichting zelfstandig mediterend had bereikt zonder de hulp van een allerhoogste verlichte Boeddha. Zijn parami’s waren gerijpt en zelf-verlichting was daardoor mogelijk geworden. Als lezer zou je je verder kunnen realiseren dat de technieken die hij gebruikte op geen enkele manier verschillen van die uit de Theravāda-traditie met uitzondering daarvan dat de methodologie in eenvoudigere taal is verwoord.

Mocht je na het lezen van deze sutta nog met vragen zitten, aarzel dan niet om ze te stellen!


Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.

Gratis Meditatiecursus

Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg

Boeddha, Dhp 276