Guy E. Dubois

Over Perceptie en Werkelijkheid

Over Perceptie en Werkelijkheid

Het leven van de Boeddha is uitgebreid met enorm veel devotie beschreven in de sutta’s.

Summier komt Siddhartha’s odyssee hierop neer: hij werd geboren in de 5de eeuw vóór onze tijdrekening in Lumbini, een onooglijk dorpje in de Terai-laagvlakte van Nepal, aan de voet van de Himalaya.

De eerste 29 jaar van zijn leven bracht hij door in Kapilavatthu, de hoofdstad van een kleine, onafhankelijke oligarchische republiek, in het noorden van het huidige India. Het is hier dat de wereldse conditionering niet aan hem bleef kleven. In Kapilavatthu verliet hij het huis dat niet het zijne was. Het huis dat anderen voor hem gebouwd hadden. Het leven dat anderen voor hem in gedachten hadden. Zijn geconditioneerde habitat.

Het is de plaats waar het zaadje tot ontluiken kwam waaruit zijn zelfrealisatie ontsproot. De grote ommekeer die iedere yogi op zijn of haar persoonlijk pad ook tegenkomt.

Kapilavatthu is de plaats waar hij het lijden zag. Waar hij een oude man, een zieke en een lijk tegenkwam. Dukkha (lijden). Maar ook een samana (asceet), een bhikkhu (monnik). Sukha (gelukzaligheid). Waar hij ervaarde dat de werkelijkheid zoals hij dacht dat ze was (en zoals men het hem geleerd had), niet de wérkelijke werkelijkheid was maar slechts een bedwelmende begoocheling. Een groteske illusie (maya). Een fata morgana.

Siddhartha ‘verliet het huis’ en trok de thuisloosheid in om een antwoord te zoeken op en zich te bevrijden uit het knagende gevoel van onvrede dat elke mens zijn hele leven met zich meezeult.

Hij begaf zich naar Rajagaha, waar hij meditatie beoefende onder leiding van Alara Kalama en Uddaka Ramaputta — destijds twee uitmuntende spirituele leraren in de Ganges-vallei. Geen van beide meditatietechnieken leidden Siddhartha tot bevrijding. Consequent met zichzelf verliet hij beide goeroes. Hij trok daarop verder naar het grotten-complex in het Dungeshwari-gebergte.

Daar sloot hij zich aan bij een groep van vijf gezellen (pañca vaggiya), waarmee hij een rigoureus ascetisme beoefende in de grot van Mahakala. Maar ook deze ascetische praktijken brachten geen doorbraak naar bevrijding en innerlijke vrede.

Siddhartha verliet de vijf asceten en vervolgde zijn weg naar Uruvela waar hij ‘vervuld van genade en van diep mededogen’ op 35-jarige leeftijd tot zelfrealisatie kwam en Boeddha — de Verlichte, de Ontwaakte — werd.

Vervolgens trok hij westwaarts naar Sarnath, ten noorden van de stad Varanasi, waar hij zijn eerste lering gaf in het Hertenkamp aan de vroegere vijf gezellen. Zo zette hij het wiel van de leer in beweging (dhammacakkappavattana).

Vervolgens doorkruiste de Boeddha gedurende 45 jaar het Middenland om zijn leer uit te leggen en te verduidelijken.

In Kusinara tenslotte eindigde zijn vormelijk verhaal en bereikte hij het Parinibbāna (de volledige bevrijding na het uitdoven van zijn lichaam).

Tot zover het exposé van een Ontwaakt Leven.

De verhalen en metaforen in deze sutta’s sluiten nauw aan bij de wereld van de vormen. Perceptie is rijkelijk aanwezig. Maar ook de huidige bedevaartsoorden Lumbini, Kapilavatthu, Bodhgaya, Sarnath en Kusinara zijn niet veel méér dan zorgvuldig gecreëerde perceptie. Deze perceptie creëert een ervaring die een verwachting van vrede en van harmonie oproept — een atmosfeer van rust, universaliteit en zuiverheid. Maar, hoe goed bedoeld ook en hoe fijn het ook aanvoelt: perceptie blijft perceptie.

Laten we eerlijk in de spiegel kijken: dit is niet de kern van de Dhamma. Dit is niet wat de Boeddha ons naliet. De discrepantie tussen perceptie en de werkelijkheid, tussen begoocheling (maya) en werkelijkheid (yatha bhuta), is immens.

De leer van de Boeddha gaat over bevrijding en innerlijke vrede. Bevrijding van dukkha. En het verwerven van innerlijke vrede door uitdoving. Zelfrealisatie. Nibbāna (Nirvana). In dit leven.

Het Ontwaken

De Pali Canon vermeldt uitvoerig de inzichten die Siddhartha progressief verwierf tijdens zijn meditatie, het zgn. ‘drievoudige weten’. Dit wordt metaforisch beschreven in de vorm van drie nachtwaken.

Gedurende de eerste nachtwake verkreeg hij inzicht in zijn ontelbare vroegere levens. In detail zag hij het eeuwige proces van ontstaan en vergaan — deze eindeloze cyclus van geboorte en dood, dit ‘proces’ dat zich uitstrekt over alle tijdperken.

Hier ‘ziet’ en ‘weet’ (janami passami) de Boeddha dat het hele universum één doorlopende manifestatie van energie is. Hij zag — 2.400 jaar eerder dan Charles Darwin — hoe alles met alles en iedereen met iedereen verbonden is. Vanaf de oerknal en vérder. Dat alles in mekaar vloeit.

Hij observeerde zijn lichaam ‘van de top van zijn hoofd tot aan de tippen van zijn tenen en van de tippen van zijn tenen tot aan de top van zijn hoofd’.

Siddhartha ‘zag’ dat in zijn hele lichaam op élk moment alles veranderde; dat op géén enkel moment, ook maar iets hetzelfde bleef. Hetzelfde gold voor zijn gevoelens en gewaarwordingen. Ook hier stelde hij vast dat geen enkel gevoel en geen enkele gewaarwording ook maar één moment onveranderd bleef.

Hij zag dat alles ontstaat om direct weer te vergaan. Dat alles veranderlijk en vergankelijk is (anicca). Doordat dit ‘proces’ van ontstaan en vergaan geen begin en geen einde kent verloren de begrippen geboorte en dood voor hem hun betekenis. De Boeddha ‘zag’ dat geboorte en dood slechts rechtstreekse gevolgen zijn van onwetendheid, van verwarring, van confusie (avijjā) dat er een ‘ik’ – een permanent ‘zelf’ (een ‘ziel’) bestaat, afgezonderd van de rest.

Siddhartha besefte dat de vergankelijkheid die hij in zijn eigen lichaam, in zijn eigen gevoelens en in zijn eigen gewaarwordingen waarnam, voor alle fenomenen gold. Anicca als kenmerk voor alle verschijnselen.

Wil de yogi stroombetreder (sotāpanna) worden dan moet hij de stroom zíen. Zonder zien zal hij nooit de stroom betreden. Om sotāpanna te worden moet hij het bestaan begrijpen als een continue, cyclische evolutie, waar alles in constante verandering is. Als een proces. Een flow. Een stroom van energie. Een flux. Een feitelijkheid die diametraal staat tegenover de geconditioneerde illusie van een stabiel separaat ‘ik’.

Zo ervaart de yogi een onbegrensde en oneindige eenheid van alles-met-alles. Een eenheid waar géén separaat ‘ik’ meer bestaat. Een eenheid die een diep mededogen (karunā) in zich draagt en een mateloos respect voor alle levende wezens. Dit is de ‘Interbeing’ van Thich Nhat Hanh. ‘Interbeing’ niet als een concept, maar als een intuïtief, experiëntieel wéten. Waar elk levend wezen, het gras en de bomen incluis, van nature volmaakt en ontwaakt is. Compleet én perfect. Ondanks de omringende dukkha. Ondanks de continue gruwel van geboorte, ziekte, ouderdom en dood die het bestaan is. Ondanks het verdorren van het groene gras in de zomer. Ondanks het vallen van de bladeren in de herfst. Ondanks Hiroshima. Ondanks Auschwitz. Alles met elkaar verbonden door ontelbare oorzaken (hetu) en condities (paccaya).

Tijdens de tweede nachtwake ‘zag’ hij de wet van karma (kamma): hoe heilzaam handelen leidt tot vreugde en onheilzaam handelen tot verdriet. Hij zag hoe de wezens zelf de oorzaken van hun handelen creëren en hoe zij zelf de resultaten ervan ervaren: wat we nu zijn is een gevolg van ons vroeger handelen. Wat we worden zal het resultaat zijn van ons huidig handelen. Hij zag verder dat alle wezens onderhevig zijn aan deze karmische wet.

Gedurende de derde nachtwake verkreeg hij inzicht in de keten van afhankelijk ontstaan (paṭiccasamuppāda). Het is deze keten met 12 schakels die de condities (paccaya) aangeeft waardoor de mens steeds opnieuw (van moment-tot-moment) ‘wedergeboren’ wordt.

Hij onderkende naar waarheid:

“Dit is lijden; dit is de oorzaak van het lijden; dit is de beëindiging van het lijden; dit is de weg die leidt naar de beëindiging van het lijden.”

Hij begreep dat men dit lijden kan reduceren of zelfs compleet kan opheffen als men de onwetendheid over de eigen aard kan overstijgen door de werkelijkheid te zien zoals zij is.

Yathā-bhūta-ñāṇa-dassana staat voor het ‘zien’ en ‘weten’ van de werkelijkheid zoals ze is: vergankelijk (anicca), onbevredigend (dukkha) en zelfloos (anattā).

Door deze drie inzichten — het ‘proces’; de wet van kamma en de wet van afhankelijk ontstaan — ervaart Siddhartha een complete transformatie:

“Weten verrees (paññā), duisternis (avijjā) werd vernietigd en licht ontstond, zoals dat gebeurt bij iemand die voortdurend bewust aandachtig (sati), toegewijd (atapi) en vastberaden (adhiṭṭhāna) is.”

Siddhartha transformeerde tot Boeddha. Tot volledig inzicht gekomen was hij een Verlichte geworden, een Volkomen Ontwaakte (sammā Sambuddha)

De Prediking

Na zijn ontwaken trok hij westwaarts naar Varanasi. In het Hertenkamp van Sarnath gaf de Boeddha aan de Vijf Gezellen in een periode van vijf dagen zijn twee belangrijkste voordrachten: de Dhammacakkappavattana-sutta, waarmee hij het wiel van de leer in beweging zette en de Anattalakkhana-sutta waarmee hij de zelfloosheid van de verschijnselen illustreerde.

In de Dhammacakkappavattana-sutta komt hij tot de kern van de zaak. Dit is de leer. Niets meer, niets minder! Als er iets méér of anders zou geweest zijn, zou hij het hier, op déze plaats zeker gezegd hebben!

Maar mutatis mutandis: wat hier niet gezegd wordt is niet de essentie van Dhamma.

In de Dhammacakkapavattana-Sutta bespreekt de Boeddha 5 onderwerpen. Ik citeer de belangrijkste passages.

De twee uitersten en de Middenweg

“Monniken, een bhikkhu hoort de volgende twee uitersten niet te beoefenen. Welke twee? Het nastreven van geluk door zintuiglijk genot, wat laag, vulgair, ordinair en onedel is en niet tot welzijn leidt. Het nastreven van een strikt ascetisme, wat pijnlijk en onedel is en niet tot welzijn leidt. De Verhevene is — door beide uitersten te vermijden — ontwaakt aan de Middenweg, die zien en weten oplevert, en tot innerlijke vrede, direct begrip, ontwaken en Nibbāna leidt.”

“En wat is die Middenweg die zien en weten oplevert, en tot innerlijke vrede, direct begrip, ontwaken en Nibbāna leidt? Het is het Edele Achtvoudige Pad, juist inzicht, juiste intentie, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste aandacht en juiste concentratie. Dit, Monniken, is de Middenweg die zien en weten oplevert, en tot innerlijke vrede, direct begrip, ontwaken en Nibbāna leidt.”

De Vier Edele Waarheden — Cattāri Ariya Saccani

Sacca staat voor ‘waarheid’. Dit is géén esoterische waarheid; geen dogmatische waarheid. Het is datgene wat ‘wáár’ is; datgene wat geldt als een natuurwet, in casu wat relevant was in het verleden, in het heden is en in de toekomst zal zijn.

“Dit, Monniken, is de Edele Waarheid over het lijden (dukkha sacca): Geboorte is dukkha, ouderdom is dukkha, ziekte is dukkha, dood is dukkha. Verdriet, treuren, pijn, droefheid en ellende is dukkha. Samenzijn met vijanden is dukkha. Gescheiden zijn van vrienden is dukkha. Niet krijgen waar je van houdt is dukkha. Samengevat: de vijf khandha’s (aggregaten) zijn dukkha.”

“En dit, Monniken, is de Edele Waarheid over de oorsprong van het lijden (samudāya sacca): Het is het verlangen dat tot verder bestaan leidt, verbonden is met plezier en lust, en hier en daar naar genot zoekt. Het is summier: verlangen naar zintuiglijk genot (kāma taṇhā), verlangen naar bestaan (bhava taṇhā) en verlangen naar niet-bestaan (vibhava taṇhā).”

“En dit, Monniken, is de Edele Waarheid over de beëindiging van het lijden (nirodha sacca): het is het complete verdwijnen en vernietigen van verlangen; het verlaten, loslaten, afstand doen en zich bevrijden van verlangen.”

“En dit, Monniken, is de Edele Waarheid over de weg die leidt naar de beëindiging van het lijden (magga sacca): het is het Edele Achtvoudige Pad, namelijk: juist inzicht, juiste intentie, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste aandacht en juiste concentratie.”

Deze Vier Edele Waarheden zijn de essentie van de leer van de Boeddha. De Boeddha onderwijst maar één ding: dukkha; de oorzaak van dukkha; de beëindiging van dukkha. en de weg die leidt naar de beëindiging van dukkha. Dat is het. Dat is alles waar het in Boeddha’s leer om draait: dukkha en de beëindiging ervan, de eliminatie van dukkha, het doven van dukkha. Het énige dat voor de yogi belang heeft en moet gerealiseerd worden is dat hij/zij dukkha dooft, dat hij/zij dukkha beëindigt.

Wanneer we het erover eens zijn dat dukkha en het einde van dukkha het hart van de leer vormen, dan hoeven we ons geen verdere zorgen te maken over de trivialiteiten van wedergeboorte. Dat is immers niet fundamenteel.

Drie Rotaties en Twaalf Aspecten

Hier zegt de Boeddha dat élk van de Vier Edele Waarheden:

  1. moet gekend zijn/ begrepen worden (pariyatti),
  2. moet beoefend worden (paṭipatti) en
  3. moet gerealiseerd worden (paṭivedha).

in casu:

  • het lijden moet begrepen worden, beoefend en gerealiseerd worden.
  • de oorzaak van het lijden moet losgelaten worden, beoefend en gerealiseerd worden.
  • de beëindiging van het lijden moet bereikt worden, beoefend en gerealiseerd worden.
  • het pad dat leidt naar de beëindiging van het lijden moet gecultiveerd worden, beoefend en gerealiseerd worden.

Persoonlijke Kennis van de Boeddha

In deze paragraaf verkondigt de Boeddha dat hij het Hoogste Ontwaken bereikt heeft door het ‘zien’ van de Vier Edele Waarheden én door het ‘kennen’ op de manier van pariyatti, paṭipatti, paṭivedha. Op deze manier is hij tot zelfrealisatie gekomen:

“Zien en weten verscheen in mij: ‘mijn bevrijding van geest is onwrikbaar; dit is de laatste geboorte; nu is er geen verdere toestand van bestaan.'”

Het Wiel van Dhamma in Beweging

Zo sprak de Verhevene. En de vijf metgezellen waren tevreden en verheugden zich in de woorden van de Verhevene. En terwijl deze sutta gegeven werd, verscheen in de Eerwaarde Kondanna het zuivere en onbezoedelde weten van de Dhamma: ‘Alles wat onderhevig is aan ontstaan, is onderhevig aan vergaan.’

in deze laatste 10 woorden wordt de Dhamma gecondenseerd samengevat.

En toen uitte de Verhevene deze geïnspireerde woorden:

“Versta je het, Kondanna? Waarlijk: Kondanna verstaat het, vrienden!” En zo verkreeg de Eerwaarde Kondanna de naam ‘de Weter’ — hij die het verstaat; hij die wéét.

Dit is stroombetreding (sotāpatti).

Het gebeurt plóts, Het is manifest én expliciet.

Dit is de sleutel! Dit moet door de yogi gerealiseerd worden!

De Anattalakkhana-Sutta

Deze sutta werd gegeven vijf dagen nadat de Boeddha het wiel van de Dhamma in beweging had gezet. Opnieuw waren de vijf gezellen zijn aandachtige toehoorders.

Ik beperk me tot de essentie.

In deze sutta wijst de Boeddha de vijf gezellen erop dat de khandha’s (aggregaten van het bestaan) zonder ‘zelf’ zijn, dat ze ‘leeg’ zijn, d.i. dat ze géén énkele stabiliteit in zich dragen. Dat ze veranderen van moment-tot-moment:

  • ‘Monniken, vorm (rūpa) is zonder zelf.
  • ‘Monniken, gevoelens (vedanā) zijn zonder zelf.
  • ‘Monniken, percepties (saññā) zijn zonder zelf.
  • ‘Monniken, mentale formaties (saṅkhāra) zijn zonder zelf.
  • ‘Monniken, bewustzijn (viññāṇa) is zonder zelf.

Summier: De khandha’s zijn veranderlijk, onbevredigend en zelfloos (dit zijn de drie kenmerken van het bestaan, ti-lakkhaṇa). Alles wat veranderlijk en onbevredigend  is moet dan ook beschouwd worden als “dit is niet van mij, dit ben ik niet, dit is niet mijn zelf.”

Het resultaat van juiste zienswijze (sammā diṭṭhi) is dan ook dat:

“Een goed onderwezen edele discipel, die dit alles met juist inzicht beschouwt: baalt van vorm; baalt van gevoelens; baalt van percepties; baalt van mentale formaties; baalt van bewustzijn. Doordat hij ervan baalt, wordt hij passieloos; Doordat hij passieloos is, wordt [zijn geest] bevrijd; Doordat zijn geest bevrijd is, is er de kennis dat zijn geest bevrijd is.”

De Boeddha onderwees anattā als de manier om dukkha te beëindigen, als de manier om dukkha te doven.

Dit is “Ontwaken” samengevat in vier Pali-woorden: nibbidā – virāga – upasama – Nibbāna.

Schematisch gaat de progressie als volgt: nibbidā (balen) → virāga (passieloos worden) → upasama (kalmte, zich bevrijden van ‘worden ‘, van de bezoedelingen (kilesa’s)) → Nibbāna (inwendige vrede = de dingen zien zoals ze wérkelijk zijn (yatha bhuta) + dit aanvaarden (upekkhā)).

Deze vier woorden vormen het vlot om de stroom over te steken. Zo komt de yogi komt tot het volgende besef:

“Geboorte is ten einde, het spirituele leven is geleefd, wat gedaan moest worden is gedaan. Er is geen verdere toestand van bestaan.”

Vervolgens doorkruist de Boeddha gedurende 45 jaar het Middenland om zijn leer uit te leggen en te verduidelijken. Deze periode is een tijd geweest van explicatie, interpretatie en invulling.

In Kusinara tenslotte komt zijn vormelijk verhaal ten einde en bereikt hij het Parinibbāna. Dit is uitgebreid beschreven in de Mahaparinibbana-Sutta — één van de meest indrukwekkende voordrachten uit de hele Pali Canon.

In zijn laatste woorden wijst de Boeddha opnieuw naar de kern van zijn leer:

“Monniken, ik zeg jullie: alles wat de mens bezielt, is aan vergankelijkheid onderhevig. Streef niet aflatend!”

Naar beoefening toe zegt de Boeddha transparant tegen eenieder die zijn boodschap wil horen het volgende: wil je je van dukkha bevrijden, dan moet je mijn voorbeeld volgen. Hij zegt: kom en kijk hoe ik het gedaan heb (ehipassiko). Maar beperk je niet tot ‘horen’ alléén (suta-mayā paññā). Beperk je evenmin tot het intellectueel begrijpen van wat ik gedaan en gezegd heb (suta-mayā paññā), maar realiseer in jezelf hoe mijn leer tot bevrijding en innerlijke vrede leidt.

Ervaar het experiëntieel (paccanubhoti). Experiëntiële ervaring is je hoogste autoriteit. Wat je zelf ziet en experiëntieel (doorlééft = herkennen, erkennen en in jezelf realiseren) ervaart, leidt tot inzicht, tot wijsheid (bhāvanā-maya paññā); al de rest is uiterlijk, vooroordeel en mening (opinie).

“Maak van jezelf een eiland. Maak van jezelf je toevlucht (geen ‘vluchtweg’). Laat waarheid — datgene wat wáár is — je eiland zijn; maak waarheid tot je toevlucht. Er is geen andere toevlucht.”

En de Boeddha verkondigt met forensische preciesheid wáár de waarheid te vinden is:

“In dit lichaam, met al zijn zintuiglijke indrukken, gedachten en ideeën, ligt de wereld besloten; de oorsprong van de wereld; het einde van de wereld; en de weg die leidt naar de beëindiging van de wereld.”

In dit lichaam en in deze geest wordt bevrijding en innerlijke vrede gerealiseerd. In de openheid van dit moment. Van elk moment. En niet in de geconditioneerde droomwereld van de vormen. Niet in je zelfgecreëerd verhalen en drama’s. Niet in de ‘likes & dislikes’ van Facebook. Niet in het ‘ik’. Niet in rituelen. Niet in twijfel. Niet in perceptie. Niet in bedevaarten. Niet in pelgrimstochten.

In dit lichaam/geest-complex wordt de vergankelijkheid van alle samengestelde fenomenen (saṅkhāra) ervaren. Hun ontstaan en hun vergaan. En de oorzaak van hun ontstaan en vergaan: het ‘worden’. Elk verlangen leidt naar ‘worden’ (bhava). Zo ook elke afkeer.

Maar in dit nāma/rūpa-complex (het complex van materie en mentale fenomenen) wordt ook het Ongeborene ervaren (ajata). En het Doodloze (amata). Het Ongeborene en het Doodloze zijn synoniemen voor zelfrealisatie, voor Nibbāna — het ‘uitdoven’ — het ‘zien en weten’ (janami passami) dat er geen ‘worden’ meer is.

Breng daarom je lichaam en geest tot rust door ethisch te leven. Zet je neer in stille afzondering (viveka) en concentreer je (samādhi). Beschouw en begrijp vervolgens de wereld zoals ze werkelijk is (yatha bhuta) in al haar vergankelijkheid (anicca) en zie je lijden (dukkha sacca); laat de oorzaak van je lijden (samudāya sacca) dat ook jij je lijden kan beëindigen (nirodha sacca), en cultiveer het pad waardoor jouw lijden uiteindelijk beëindigd wordt (magga sacca).

Dit zijn de cattāri ariya saccani. De Vier Edele Waarheden. Dit is Dhamma. Zo bevrijd je jezelf uit je geborneerde geconditioneerdheid van verlangen, afkeer en onwetendheid. Zo kom je tot innerlijke vrede. Tot uitdoving. Tot Nibbāna.

En vermoei je vooral niet met het zoeken naar een god. Evenmin met diepzinnige beschouwingen over het hiernamaals of wedergeboorte. Hemel en hel zijn geen post-mortem verhaaltjes, maar ingrediënten van dit leven.

Vimutti (vrijheid) en santi (vrede) bevinden zich hier. Vlakbij. In dít lichaam. In dit moment. Mis deze mogelijkheid niet. Dit is wat de Boeddha gepredikt heeft. Al de rest is decorum en perceptie.


Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.

Gratis Meditatiecursus

Over Guy E. Dubois

Guy E. Dubois (1947) heeft verschillende delen van de vroeg-Boeddhistische teksten in het Nederlands vertaald, van kommentaar voorzien en stelt deze gratis ter beschikking op de site van SuttaCentral. Hij is verder auteur van verschillende werken over de leer van de Boeddha. Deze zijn online te lezen, voor wie liever een echt boek in handen houdt, te bestellen op bol.com.

De auteur wil zelf zijn initiële doelstelling trouw blijven: hij wenst niets te verdienen aan Dhamma. Guy: “Wanneer er ook maar iets aan ‘winst’ gegenereerd wordt zal het onverbiddelijk naar dana gaan.” Als yogi is hij volledig ongebonden t.o.v. elke boeddhistische stroming. Zo interpreteert hij de Dhamma op een vrijgevochten manier. Als dusdanig is hij — in de letterlijke betekenis van het woord — een ‘thuisloze’, een bhikkhu, een bedelmonnik, die zijn dhutanga (praktijk) op een heel persoonlijke wijze invulling geeft. In zijn boeken combineert hij een virulente vrijzinnige levenshouding met een grote genegenheid voor de diepe inzichten van de Boeddha.

Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg

Boeddha, Dhp 276